Valse beschuldigingen bij voogdijzaken

In zedenzaken waarbij er ook scheidingsperikelen en ruzie over de omgang met de kinderen speelt, zien we vaak dat door de ex-partner een valse aangifte wordt gedaan van seksueel misbruik van de kinderen. Op die manier hoopt de ex-partner de omgangsregeling te kunnen frustreren. Een gespecialiseerde advocaat weet hier vaak wel doorheen te prikken, zeker waar het gaat om zeer jonge kinderen. Van Den Broeck, L, (2008) beschrijft in haar licentiaatsthesis het fenomeen van valse beschuldigingen bij voogdijzaken.

Aangezien er steeds meer scheidingen zijn, is een bespreking van valse beschuldigingen omtrent seksueel misbruik bij voogdijzaken heel erg nuttig (Gardner, 2002). Bij scheidingszaken wordt steeds bepaald wie de voogdij over de kinderen krijgt. Dit is geen makkelijke opgave. Tijdens vroegere jaren was overspel de voornaamste reden om aan te tonen dat iemand geen geschikte ouder was. Zo kon men bewijzen dat men geen goede ouder was op morele gronden. Vandaag is dit verschoven naar beschuldigingen van seksueel misbruik.

Valse beschuldigingen kunnen verwoestende gevolgen hebben voor zowel de beschuldigde ouder als het kind. De beschuldigde ouder kan strafrechtelijk worden vervolgd, hun ouderlijke rechten verliezen of schade lijden aan hun reputatie en loopbaan. Het kind kan trauma, verwarring of vervreemding van de andere ouder ervaren. Statistieken met betrekking tot valse beschuldigingen in de familierechtbank in het Verenigd Koninkrijk onthullen een complex landschap. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 56% tot 60% van de beschuldigingen van huiselijk geweld in privaatrechtelijke zaken vals zijn.  (Squires, 2024)

Genderverschillen over de soorten beschuldigingen tegen moeders en vaders.

De vaders

Enkele soorten valse beschuldigingen die tegen vaders worden geuit, zijn:

  • Seksueel misbruik: Sommige moeders kunnen vaders ten onrechte beschuldigen van seksueel misbruik van de kinderen, om te voorkomen dat ze contact of invloed hebben. Ze kunnen medische of psychologische rapporten gebruiken of de kinderen coachen om valse verklaringen af te leggen om hun beweringen te ondersteunen.
  • Sommige moeders kunnen vaders ten onrechte beschuldigen van geweld of misbruik van hen of de kinderen, om sympathie, voogdij of financiële voordelen te krijgen. Ze kunnen bewijsmateriaal fabriceren, zoals verwondingen, foto’s of getuigen, om hun beweringen te ondersteunen.
  • Sommige moeders kunnen ten onrechte vaders beschuldigen van misbruik van drugs of alcohol, om hun geestelijke gezondheid, oordeel of stabiliteit te twijfelen. Ze kunnen drugstests, politierapporten of berichten op sociale media gebruiken om te impliceren dat de vaders verslaafd of gehandicapt zijn.
  • Sommige moeders kunnen vaders ten onrechte beschuldigen van het lijden aan een psychische aandoening, zoals depressie, angst, bipolaire stoornis of persoonlijkheidsstoornis, om hun competentie, betrouwbaarheid of gezond verstand in twijfel te trekken. Ze kunnen psychiatrische evaluaties, voorschriften of ziekenhuisopnames gebruiken om te suggereren dat de vaders onstabiel of gevaarlijk zijn.
  • Parental Alienation Sommige moeders kunnen vaders valselijk beschuldigen van het vervreemden van de kinderen van hen, om ze af te schilderen als ongeschikte of schadelijke ouders. Ze kunnen beweren dat de vaders de kinderen hebben gehersenspoeld, gemanipuleerd of gedwongen om ze af te wijzen of te vrezen. Evenzo zouden ze kunnen zeggen dat claims van vervreemding door de vader in feite pogingen zijn om de moeder en kinderen verder te misbruiken.

De moeders

Enkele soorten valse beschuldigingen die tegen moeders worden geuit, zijn:

  • Sommige vaders kunnen moeders valselijk beschuldigen van geweld of misbruik jegens hen of de kinderen, om sympathie, voogdij of financiële voordelen te krijgen. Ze kunnen bewijsmateriaal fabriceren, zoals verwondingen, foto’s of getuigen, om hun beweringen te ondersteunen.
  • Sommige vaders kunnen moeders valselijk beschuldigen van fysiek, emotioneel of seksueel misbruik van de kinderen, om hen van de moeders te vervreemden, of om te voorkomen dat ze contact of invloed hebben. Ze kunnen de kinderen op de hoogte stellen om valse verklaringen af te leggen of medische of psychologische rapporten gebruiken om hun beschuldigingen te ondersteunen.
  • Sommige vaders kunnen moeders valselijk beschuldigen van het verwaarlozen van de kinderen, om hen af te schilderen als ongeschikte of onverantwoordelijke ouders. Ze kunnen incidenten overdrijven of uitvinden, zoals het met rust laten van de kinderen, het niet bieden van voldoende voedsel, kleding of medische zorg, of het blootstellen aan schadelijke omgevingen of stoffen.
  • Sommige vaders kunnen moeders valselijk beschuldigen van misbruik van drugs of alcohol, om twijfel te zaaien over hun geestelijke gezondheid, oordeel of stabiliteit. Ze kunnen drugstests, politierapporten of berichten op sociale media gebruiken om te impliceren dat de moeders verslaafd of een handicap hebben.
  • Sommige vaders kunnen moeders ten onrechte beschuldigen van het lijden aan een psychische aandoening, zoals depressie, angst, bipolaire stoornis of persoonlijkheidsstoornis, om hun competentie, betrouwbaarheid of gezond verstand in twijfel te trekken. Ze kunnen psychiatrische evaluaties, voorschriften of ziekenhuisopnames gebruiken om te suggereren dat de moeders onstabiel of gevaarlijk zijn.
  • Sommige ouders kunnen moeders valselijk beschuldigen van het vervreemden van de kinderen tegen hem, zelfs als er belangrijke bevindingen van dwangmatige controle, huiselijk geweld en kindermishandeling zijn gedaan.

(Squires, S., 2024)

Waarom?

Er is geen definitief antwoord op de vraag waarom sommige ouders valse beschuldigingen tegen de andere ouder maken. Enkele mogelijke redenen zijn echter:

  • Woede en wraak: Sommige ouders kunnen wrok of vijandigheid jegens de andere ouder koesteren en proberen hen pijn te doen of hun leven te ruïneren.
  • Angst en angst: Sommige ouders zijn bang dat hun kind of hun relatie met hen verloren gaat en proberen te voorkomen dat de andere ouder contact of invloed heeft.
  • Controle en macht: Sommige ouders willen de andere ouder misschien domineren of manipuleren en valse beschuldigingen gebruiken als een wapen of een onderhandelingsinstrument.
  • Sommige ouders kunnen lijden aan psychische problemen, zoals persoonlijkheidsstoornissen, paranoia of waanideeën, en geloven echt in hun valse beschuldigingen.
  • Sommige ouders kunnen worden beïnvloed of gecoacht door anderen, zoals familieleden, vrienden, advocaten of zelfs het kind, om valse beschuldigingen te maken. (Squires, S., 2024)

Timing van valse beschuldigingen

Valse beschuldigingen kunnen in elk stadium van het proces van de familierechtbank worden geuit, maar ze zullen zich eerder voordoen tijdens situaties met een hoog conflict, zoals:

  • Scheiding of echtscheiding: Wanneer ouders besluiten om hun relatie te beëindigen, kunnen ze worden geconfronteerd met geschillen over voogdij, eigendom, financiën of andere kwesties. Valse beschuldigingen kunnen worden gebruikt om hefboomwerking te krijgen of de zaak van de andere ouder te saboteren.
  • Custody or visitation Changes: Wanneer ouders hun bestaande voogdij- of bezoekregelingen proberen te wijzigen of af te dwingen, kunnen ze weerstand of conflicten ondervinden van de andere ouder. Valse beschuldigingen kunnen worden gebruikt om de toegang of betrokkenheid van de andere ouders bij het kind te blokkeren of te beperken.
  • Nieuwe partners of relaties: Wanneer ouders nieuwe relaties aangaan of nieuwe partners aan hun kind voorstellen, kunnen ze jaloersheid of onzekerheid bij de andere ouder veroorzaken. Valse beschuldigingen kunnen worden gebruikt om de nieuwe relatie of de aanpassing van het kind te verstoren of te verstoren. (Squires, S., 2024)

Voogdij bekomen

Wanneer deze beschuldigingen waar zijn, gaat de voogdij immers naar de andere ouder en als ze vals zijn, dan blijft de ene ouder wel een verdachte, hij krijgt een stempel mee. Tegenwoordig is men immers heel bezorgd over de gevolgen van seksueel misbruik van kinderen, ouders zullen elkaar dan ook geregeld hiervan beschuldigen om de voogdij in handen te krijgen (Elterman & Ehrenberg, 1991).

Om vandaag de dag het hoederecht toe te wijzen aan een bepaalde ouder wordt er gekeken naar wat het beste is voor het kind, eerder dan naar de rechten van de scheidende ouders. Geregeld probeert de ene ouder dan ook aan te tonen dat de andere ouder ongeschikt is (bijvoorbeeld door de ander te beschuldigen van seksueel misbruik) en wil hij of zij zijn eigen geschiktheid aantonen (Elterman & Ehrenberg, 1991).

Thoennes en Tjaden (1990) voerden een onderzoek uit bij alle families waarbij voogdijzaken aan de orde waren bij bepaalde rechtbanken in de Verenigde Staten gedurende 6 maanden. Ongeveer twee procent van alle voogdijzaken ging ook over seksueel misbruik. Deze studie geeft aan dat de prevalentie slechts iets hoger is dan in de algemene bevolking. In ongeveer de helft van de gevallen beschuldigde de moeder de vader of stiefvader. In de andere gevallen beschuldigde de vader de moeder, de nieuwe partner van de moeder of was er een beschuldiging tegen een derde partij. De huidige literatuur neemt aan dat kinderen correct zijn in het uiten van beschuldigingen van seksueel misbruik in 92 tot 94 procent van de gevallen. (Jones & Mcgraw, 1987).

Kind krijgt instructies wat te zeggen

Bij voogdijzaken zou dit percentage lager liggen (Green, 1986). In een studie van Anthony en Watkeys (1991) vond men dat in een derde van de zaken waarin er sprake was van valse beschuldigingen er aanwijzingen waren dat het kind instructies had gekregen van een van beide ouders rond wat het moest zeggen tegen de ondervragers. Het is dan ook belangrijk om er rekening mee te houden dat er bij beschuldigingen van seksueel misbruik tijdens voogdijzaken sprake kan zijn van onterechte klachten. Dit kan grote gevolgen hebben voor het kind. Het is immers mogelijk dat de beschuldigingen vals zijn en op die manier verbiedt men een kind om contact te hebben met een onschuldige en liefhebbende ouder. Het is ook mogelijk dat de beschuldigingen waar zijn en dan kan men er verkeerdelijk voor zorgen dat het kind in een gevaarlijke en beschadigende situatie terecht komt (Green, 1986).

Soms zijn deze beschuldigingen opzettelijk vals, soms denken ouders echt dat er sprake is van seksueel misbruik, maar is dit toch niet waar. Vaak is het immers zo dat men verbitterd is tijdens de scheiding, ook naar de andere partner toe, men kan dan overreageren op elk signaal en zo ten onrechte aannemen dat er sprake is van seksueel misbruik. Bovendien vertonen kinderen tijdens een scheiding vaak gedrag dat men ziet terugkeren bij seksueel misbruik: bedplassen, nachtmerries, huilerig zijn,… Ook zaken zoals roodheid rond de genitale gebieden kan voorkomen en soms is er een onschuldige verklaring, namelijk ander badzout, weinig ervaring van de andere ouder met het kind in bad doen,… (Ney, 1995).

Dynamieken

Er zijn verschillende dynamieken te identificeren bij beschuldigingen van seksueel misbruik bij voogdijzaken. Ten eerste is het mogelijk dat seksueel misbruik voorafging aan de scheiding. In ongeveer de helft van de gevallen is er sprake van een scheiding wanneer het kind aangeeft dat het door een van de ouders seksueel misbruikt werd (Sirles en Lofberg, 1990). Ten tweede: seksueel misbruik wordt onthuld tijdens de scheiding.

Er zijn dan verschillende redenen waarom het kind pas tijdens de scheiding iets zegt over het misbruik. Het is mogelijk dat het kind zich pas nu veilig voelt. De andere ouder kan ook gedreigd hebben dat onthulling de familie zou verscheuren door de schuld van het kind. Het is ook mogelijk dat de ouder nu pas oog en oor heeft voor wat het kind vertelt. Ten derde: seksueel misbruik wordt aangezet door de scheiding.

Stress gerelateerd aan de scheiding en angst om geliefde en vertrouwde zaken te verliezen kan aanzetten tot gedrag dat men onder andere omstandigheden niet vertoont (Johnston & Campell, 1988). Ten vierde: valse beschuldigingen tijdens de scheiding. Vaak gaat het hierbij om de ene ouder die het bezoekrecht van de andere ouder wil afnemen, of de voogdij wil winnen. Zulke beschuldigingen grijpen dan ook vaak meteen de aandacht van de betrokkenen, zoals eerder al werd gezegd. (Faller, 1991).

Kijken naar huidige en vroeger psychosociaal functioneren

Om uit te maken of een ouder echt het kind seksueel heeft misbruikt is het belangrijk om naar het huidige en vroegere psychosociaal functioneren van zowel ouder als kind te kijken. Er zijn klinische gegevens beschikbaar over welke gedragingen daders van seksueel misbruik kunnen vertonen: gebrekkige impulsbeheersing, seksuele deviantie, sterke afhankelijkheid, regressief gedrag bij stress, relationele problemen (Bresee, Stearns, Bess & Packer, 1986). Het is ook noodzakelijk dat men naar het gedrag van het kind kijkt.

Wanneer men het kind observeert terwijl het bij de vermoedelijke dader is kan het zich vaak angstig gedragen en aanhankelijk zijn naar de andere ouder toe (Haugaard & Repucci, 1988). Ouders die valse beschuldigingen uiten kunnen het kind tijdens een gesprek leiden door non-verbaal gedrag, zoals oogcontact. Het kind kan dan ter goedkeuring naar de ouder kijken vooraleer het verder gaat met zijn verhaal (Green, 1986).

Valse beschuldigingen worden initieel vaker geuit door ouders dan door kinderen (Benedek & Schetsky, 1985). De vraag is dan waarom kinderen de valse beschuldigingen niet weerleggen tijdens de ondervraging en het onderzoek. Kinderen hebben echter vaak angst voor verlating door de voogd, zeker nadat het contact met de andere ouder al sterk is verminderd. Op deze manier wordt het kind afhankelijker van de voogd en ook ontvankelijker voor instructies en ouderlijke invloed (Wallerstein 1987).

Het kind kan dan ook een innerlijk conflict beleven. Als het de waarheid vertelt kan de vrees voor verlating echt worden. Als het kind echter niets vertelt dan liegt het. Samengevat: een kind is altijd loyaal tegenover de ouder met voogdij. Dit ziet men ook bij andere zaken van mishandeling. Vaak duurt het lang vooraleer kinderen zeggen dat ze mishandeld zijn door een of beide ouders. Dit is een dynamiek die men niet mag onderschatten bij het onderzoeken of beschuldigingen van seksueel misbruik waar of vals zijn. Een andere reden is dat het kind beïnvloed werd door de ouder met voogdij. Wanneer dit kind dan suggestibel is, kan dit leiden tot valse beschuldigingen. (zie ook het tweede hoofdstuk). Als men immers voortdurend bij de ouder is die deze valse beschuldigingen verzint, dan lijkt het inderdaad logisch dat men daardoor beïnvloedt wordt.

Bovendien geven kinderen tijdens ondervragingen vaak het antwoord dat de anderen verwachten. Hij of zij weet ook in dit geval dat de ouder verwacht dat het kind het verhaal zal bevestigen, waardoor de kans klein is dat het kind de waarheid zal spreken tijdens deze ondervragingen. Ook in de gevalsstudie van Hershkowitz (2001) kwam dit voor. Een meisje gaf aan dat zij seksueel misbruikt was, ook al was dit niet het geval.

Door de suggestieve vragen van haar moeder beweerde zij dit echter. Ook tijdens ondervragingen hield zij dit vol, tot een geneeskundig onderzoek uitwees dat ze niet misbruikt werd. Pas dan gaf ze toe dat ze dit verzonnen had.

Bronnen

Benedek, E.P., & Schetsky, D. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Bresee, P., Stearns, G.B., Bess, B.H., & Packer, L.S. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Elterman, M.F., & Ehrenberg, M.F. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers

Faller, K.C. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Gardner, R. (1996). True and false allegations. In Rosen, L.N., & Etlin, M. (Eds.), The hostage child. Sex abuse allegations in custody disputes. (pp.99-119). Bloomingtond & Indianapolis: Indiana University Press.

Gardner, R.A. (1999). Differentiating between parental alienation syndrome and bona fide abuse-neglect. The American Journal of Family Therapy, 27, 97-107.

Green, A.H. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Haugaard, J.J. (1998). Strengths and weaknesses of children as witnesses: implications for developmentally sensitive interviewing. In: Poole, D.A., & Lamb, M.E. (Eds.), Investigative interviews of children: A guide for helping professionals (pp. 33-72). Washington (D.C.): American Psychological Association.

Haugaard, J.F., & Repucci, N.D. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Hershkowitz, I. (2001). A case study of child sexual false allegation. Child Abuse & Neglect, 25, 1397-1411.

Johnston, J.R., & Campell, L.E.G. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers

Jones, D.P.H. (1994). Experimentele onderzoeken naar de betrouwbaarheid en de validiteit van verklaringen van kinderen. In: Eden, S.J. (Ed.), Kinderen als getuigen: Hoe betrouwbaar zijn hun waarneming en geheugen? (pp. 15-35). Lisse: Swets en Zeitlinger.

Jones, D.P.H., & Mcgraw, J.M. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Ney, T. (Ed.) (1995). True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. New York: Brunner-Mazel Publishers.

Sirles, E.A., & Lofberg, C.E. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers.

Squires, S. (2024). How to Defend Yourself Against False Allegations in UK Family Court. https://getcourtready.co.uk/blog/false-allegations-in-family-court-what-you-need-to-know Geraadpleegd 07/02/2025

Thoennes, N., & Tjaden, P.G. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-230). New York: Brunner/Mazel Publishers

Van Den Broeck, L, (2008). De betrouwbaarheid van de getuigenissen van kinderen bij seksueel misbruik. Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de psychologie. Universiteit Genk  https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/299/201/RUG01-001299201_2010_0001_AC.pdf  Geraadpleegd 31/01/2025

Wallerstein, J.S. (1995). Evaluating allegations of sexual abuse in the context of divorce, child custody and access disputes. In Ney, T. (Ed.), True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. (pp.209-
230). New York: Brunner/Mazel Publishers.