Mensen met paranoïde persoonlijkheidsstoornis (PPS) hebben een diepgeworteld wantrouwen en achterdocht tegenover anderen. Dit kan in sommige gevallen leiden tot valse beschuldigingen, waaronder die van seksueel misbruik.
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis (PPS) is een psychische aandoening die wordt gekenmerkt door extreme achterdocht en wantrouwen tegenover anderen, zelfs zonder duidelijke reden. Mensen met PPS interpreteren de acties van anderen vaak als bedreigend, vijandig of manipulatief. Patiënten met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis vermoeden dat andere mensen van plan zijn om hen op elk moment en zonder reden te bedriegen , uit te buiten of zelfs te schaden. Hun argwaan en gedachten gaan door, zelfs zonder bewijs. Ze denken vaak dat anderen hen aanzienlijk of onomkeerbaar hebben gekwetst en zoeken naar verborgen betekenissen in daden of woorden. Ze zijn op zoek naar mogelijke ontrouw, beledigingen, beledigingen of bedreigingen en evalueren anderen nauwkeurig om bewijs hiervan te vinden. Wanneer iemand aanbiedt om de individuen te helpen, kunnen ze het gevoel hebben dat dit impliceert dat ze de taak niet alleen kunnen doen. Zodra ze zich beledigd of gekwetst voelen, kunnen ze de andere persoon niet vergeven. Vaak worden ze boos of slaan ze zelfs op een of andere manier terug. De patiënten voelen de behoefte om de controle te hebben en autonoom te zijn in hun acties
Paranoïde gedachten, vaak geassocieerd met aandoeningen zoals borderlinepersoonlijkheidsstoornis (BPS), houden verband met het gevoel vervolgd te worden of overdreven wantrouwend te zijn tegenover anderen. (via AI https://chatgpt.com/)
Iemand met PPS vertoont vaak de volgende gedragingen:
1. Overmatige achterdocht en wantrouwen
Gelooft dat anderen hen willen bedriegen, manipuleren of kwaad willen doen, zonder bewijs.
Vertrouwt vrienden, familie en collega’s niet en denkt dat ze hen kunnen verraden.
Vermijdt persoonlijke informatie te delen uit angst dat het tegen hen wordt gebruikt.
2. Gevoeligheid voor kritiek en wrok koesteren
Snelle belediging voelen, zelfs bij kleine opmerkingen of grappen.
Houdt lang vast aan vermeend onrecht en vergeeft moeilijk.
Reageert vijandig of agressief als ze zich aangevallen voelen.
3. Achterdocht in relaties
Twijfelt aan de trouw en betrouwbaarheid van hun partner zonder reden.
Vindt het moeilijk om emotioneel open te zijn door angst voor misbruik van hun vertrouwen.
Ziet verborgen betekenissen of samenzweringen achter normale gebeurtenissen.
4. Koude, afstandelijke en controlerende houding
Lijkt weinig empathie te tonen en kan afstandelijk of koel overkomen.
Is vaak koppig, niet bereid om compromissen te sluiten.
Kan extreem zelfstandig zijn en afhankelijkheid van anderen vermijden.
DSM5 301.0 criteria (https://hulpgids.nl/)
Het denken wordt gekenmerkt door wantrouwen en achterdocht, vermoedens en (waanachtige) ideeën over de ander, die steeds wordt getest op betrouwbaarheid. Gevoel wordt geëxternaliseerd (geen verantwoording voor eigen gevoel), ze zijn ongewoon gevoelig voor gevoel en beweegreden van ander. De waarneming gekleurd door overgevoeligheid.
A. Een pervasief wantrouwen en achterdocht tegenover andere mensen, waarbij hun motieven worden geïnterpreteerd als kwaadwillend, beginnend op jong volwassen leeftijd, en aanwezig in uiteenlopende contexten, zoals blijkt uit vier (of meer) van de volgende kenmerken:
- Verdenkt, zonder gegronde redenen, anderen ervan dat ze hem of haar uitbuiten, schade berokkenen of bedriegen.
- Is gepreoccupeerd door ongerechtvaardigde twijfels aan de loyaliteit of betrouwbaarheid van vrienden of collega’s.
- Is onwillig om anderen in vertrouwen te nemen vanwege een ongerechtvaardigde vrees dat de informatie op een kwaadaardige manier tegen hem of haar zal worden gebruikt.
- Zoekt verborgen kleinerende of bedreigende betekenissen achter onschuldige opmerkingen of voorvallen.
- Koestert persisterende wrok (vergeeft beledigingen, kwetsuren of kleinerende opmerkingen niet).
- Bespeurt aanvallen op zijn of haar karakter of reputatie die voor anderen niet duidelijk waarneembaar zijn en reageert al gauw boos of met een tegenaanval.
- Heeft recidiverend ongerechtvaardigde twijfels over de trouw van echtgenoot of partner.
B. De stoornis treedt niet uitsluitend op in het beloop van schizofrenie, een bipolaire- of depressieve stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, of een andere psychotische stoornis, en kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een somatische aandoening. (American Psychiatric Association Uitgeverij Boom 2014)
Oorzaken van PPS
De precieze oorzaak van PPS is onbekend, maar het wordt beïnvloed door:
Genetische factoren – Familiegeschiedenis van paranoïde of andere persoonlijkheidsstoornissen.
Omgevingsfactoren – Opgegroeid in een omgeving met veel wantrouwen, verwaarlozing of misbruik.
Trauma en ervaringen – Ernstige pesterijen, afwijzing of misbruik kunnen paranoïde denkpatronen versterken.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 0,4% tot 1,8% van de mensen uit de algemene bevolking deze stoornis heeft. Over het ontstaan van de stoornis is nog weinig bekend, omdat gedegen onderzoek hiernaar tot op heden ontbreekt. Een aantal onderzoeken laten wel zien dat meer mannen dan vrouwen de stoornis hebben en dat erfelijkheid een rol lijkt te spelen. Wanneer we naar oorzaken in de levensgebeurtenissen van mensen met een paranoïde-persoonlijkheidsstoornis kijken, kunnen er voorzichtig een aantal genoemd worden. Zo kunnen kritiek en afwijzing van ouder(s), verwaarlozing, trauma’s in de jeugd zoals emotioneel, seksueel- en lichamelijk geweld mede een aanzet zijn bij de ontwikkeling van een paranoïde-persoonlijkheidsstoornis. Mensen met een paranoïde persoonlijkheid lijken in hun ontwikkeling te hebben geleerd dat (belangrijke) anderen niet te vertrouwen zijn, simpelweg omdat het ook niet veilig was. Deze overtuiging lijken ze ook later in hun leven te hebben vastgehouden en vertaald te hebben naar nieuwe, wel betrouwbare situaties waarin dit (logische) wantrouwen eigenlijk niet langer nodig was.
Hoe PPS kan leiden tot valse beschuldigingen inzake seksueel misbruik (via AI https://chatgpt.com/)
- Misinterpretatie van intenties
- Mensen met PPS zien vaak kwaadwillige bedoelingen achter neutraal of vriendelijk gedrag.
- Ze kunnen denken dat iemand hen probeert te manipuleren of misbruiken, zelfs zonder objectief bewijs.
- Sterk vasthouden aan achterdochtige overtuigingen
- Ook als er tegenbewijs is, kunnen ze blijven geloven dat ze slachtoffer zijn van misbruik.
- Ze wantrouwen officiële instanties en kunnen alternatieve verklaringen afwijzen.
- Rancune en wrok koesteren
- Mensen met PPS kunnen het gevoel hebben dat ze onrecht is aangedaan en blijven vastzitten in wrok.
- Ze kunnen valse beschuldigingen doen als wraak of vergelding tegen iemand die ze als vijandig beschouwen.
- Achterdocht jegens autoriteiten
- Ze kunnen politie, rechters of andere instanties zien als onderdeel van een complot tegen hen.
- Hierdoor kunnen ze weigeren hun verklaring aan te passen, zelfs als bewijs het tegendeel bewijst.
- Projectie van interne angsten
- Sommige mensen met PPS kunnen hun eigen angsten of schuldgevoelens projecteren op anderen.
- Dit kan ertoe leiden dat ze anderen beschuldigen van daden die niet hebben plaatsgevonden.
PPS is niet hetzelfde als schizofrenie. Mensen met PPS hebben geen hallucinaties of waanideeën, maar ze hebben wel een diepgaand wantrouwen. De meeste mensen met PPS zoeken geen hulp, omdat ze therapeuten en artsen vaak ook wantrouwen.
Querulantenwaan
Querulantenwaan of paranoia querulans is een vorm van paranoïde waanstoornis waarbij men ervan overtuigd is dat een groot onrecht is geschied dat ongedaan gemaakt dient te worden. Reëel gezien is er echter geen sprake van dit onrecht (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD) -code F22.8). Wanneer er geen waan is geconstateerd, maar het leven van de persoon pathologisch wordt beheerst door het bestrijden van een ervaren onrecht, kan er sprake zijn van paranoïde persoonlijkheidsstoornis. In dit geval spreekt men ook wel van querulante persoonlijkheidsstoornis (ICD-code F60.0). Dit soort personen is vaak ook geneigd valse beschuldigingen te uiten, dat kan ook zijn inzake vermeend seksueel onrecht/misbruik.
Een querulant wordt in meer gewone termen vaak een ‘ruziezoeker’ genoemd. De lijder aan de waan voelt zich onheus bejegend, bijvoorbeeld door een bedrijf of overheidsorgaan en zal via hogere instanties zijn of haar gelijk proberen te halen. Hij of zij is er vast van overtuigd dat dit door lang genoeg volhouden wel zal lukken, ook al merkt de omgeving dat de pogingen geen of averechts effect hebben.
Behalve de gewone wettelijke wegen zal de querulant telkens weer gesprekken willen, bijvoorbeeld met medewerkers van de instantie die verantwoordelijk zou zijn voor het onrecht. Ook worden vaak talloze brieven geschreven, zowel aan de instantie als aan hogere instanties als de rechtbank, het gerechtshof, de Hoge Raad, ministers en zelfs aan het staatshoofd. Ook komt het voor dat querulanten op internetfora of eigen websites de personen of instanties door wie ze menen te zijn benadeeld, zwart proberen te maken.
De Duitse psychiater Heinz Dietrich[18] typeert de querulant als een man uit de gegoede middenklasse wiens kinderen in de puberteit zijn en die over meer dan gemiddelde juridische kennis en schrijfvaardigheid beschikt. De querulant is volgens hem een proceszuchtige, om dezelfde reden waarom een alcoholist een drankzuchtige is.
Volgens Dietrich zouden rechters en anderen duidelijker moeten motiveren waarom zij de stelling van de querulant verwerpen, waarom zij hem ongelijk geven. Rechters moeten volgens hem in hun vonnissen naar absolute sereniteit streven. Zij dienen neutrale, niet kwetsende taal te gebruiken. Het vonnis zou gemotiveerd moeten zijn in een taal die ook voor leken begrijpelijk is. De omgang met querulanten heeft volgens Dietrich baat bij de regel ‘suaviter in modo, fortiter in re’ (zacht wat de aanpak betreft, doortastend wat de grond van de zaak betreft).
De psychiater stelt dat de rechter die met de geschriften van een querulant in aanraking komt, zich zou moeten realiseren dat het meestal om ongelukkige, gefrustreerde, sociaal achtergestelde of zieke mensen gaat. Hij zou zich niet moeten blindstaren op de vorm van een querulantengeschrift, maar zou des te meer aandacht dienen te hebben voor de grond van de zaak. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Querulantenwaan)
Folie à deux
Pseudologia phantastica (Grieks: pseudos = vals, logos = spreken, woord) ook wel genoemd pseudologia fantastica of pseudologica phantastica is een term uit de psychiatrie en psychopathologie die voor het eerst is gebruikt door de Duitse arts Anton Delbrück als aanduiding van een ziekelijke vorm van liegen. Omdat de leugens die Delbruck bij vijf patiënten was tegengekomen volledig buiten proportie waren, meende hij dat zij als een aparte categorie (c.q. vorm van afwijking) moesten worden beschreven. Pseudologia phantastica, mythomanie en pathologisch liegen zijn termen die vaak door elkaar worden gebruikt, hoewel men nog van mening verschilt of zij wel hetzelfde gedragsfenomeen beschrijven.
Er bestaat ook zoiets als pseudologia à deux: de waanvoorstelling van folie à deux wordt dan vervangen door een dominante ander die een leugen verzint en een ander hierin betrekt. Beiden delen zij dan het geloof in de leugen. (Casey, 1989; Deutsch, 1982).
Van Den Broeck, L., (2008) verwijst in haar licentiaatsthesis naar het fenomeen van wanen inzake beschuldigingen van seksueel misbruik. Een speciale vorm is de ‘Folie à deux. Dit is volgens Reif en Pfuhlmann (2004) een zeldzame aandoening waarbij een primaire patiënt (dit is de originele zieke patiënt) zijn waanovertuigingen overdraagt naar een andere patiënt. Vanaf dan delen zij dezelfde waanovertuiging. Deze stoornis kan zich voordoen in de ouder-kindrelatie, siblingrelaties en partnerrelaties. Meer dan 50 procent van alle dyades bestaat echter uit de moeder-dochterrelatie. (Gralnick, 1995). In een onderzoek van Kashiwase en Kato (1997) vond men dat het bij 33 procent van de dyades bij folie à deux om moeder-kinddyades ging.
Wanneer kinderen betrokken zijn in een folie à deux, zoals bij een waansysteem met seksueel misbruik, vertonen zij vaak een aantal specifieke persoonlijkheidstrekken. Zij zijn meestal onzeker, angstig en erg suggestief. Veelal ontbreekt een gezonde volwassene in de relatie. Vaak is er een symbiotische relatie tussen moeder en kind, het kind lijkt de waan van de moeder te aanvaarden om ervoor te zorgen dat er een stabiele moeder-kindrelatie kan zijn of om ervoor te zorgen dat de aanwezige moeder- kindrelatie verbetert. (Wehmeier et al., 2003). Zulke symbiotische relaties tussen ouder en kind kunnen ontstaan wanner de ouder overbeschermend is en de neiging heeft om het kind te beschouwen als een verlenging van zichzelf. De ouder zelf is vrij dominant en wil het kind afhankelijk houden.
De stabiliteit waarmee het kind gelooft in de psychotische overtuiging van de ouder hangt voor een groot deel af van zijn of haar suggestibiliteit (Ney, 1995). In een artikel van Reif en Pfuhlmann (2004) geven deze auteurs aan dat er sprake is van een casus waarbij de waanvoorstelling onder andere seksueel misbruik omvat. Zowel moeder als dochter blijven dit hardnekkig volhouden, hoewel er geen aanwijzingen voor waren.
Aangezien het kind als submissieve partner ook gaat geloven in de waan, is het dan ook logisch dat hij of zij dit volhoudt tijdens een ondervraging. Zoals uitgelegd in het tweede hoofdstuk kan de suggestibiliteit van het kind immers zorgen voor foutieve of valse verklaringen van seksueel misbruik. Doordat het kind zo ontvankelijk is voor suggestie, raakt het mee betrokken in een waan, waarin het gelooft.
Wanneer het kind en de ouder dan gescheiden worden, wordt het kind niet meer beïnvloedt door de ouder en neemt het geloof in de waan af. Zoals de casus van Cetin (2001) wordt aangetoond, zijn niet alle kinderen even ontvankelijk voor suggestie. In dit geval ging het om een moeder met 3 dochters (men kan hier spreken van folie à famille). Zij deelden allen de overtuiging dat zij vergiftigd zouden worden door de buren.
Toch geloofden niet alle kinderen evenveel in de waan. Wanneer de kinderen gescheiden werden van hun moeder, duurde het bij één dochter maar liefst een jaar voor het geloof in de waan afnam. Bij de andere dochters was dit een kwestie van enkele maanden.
Bronnen
Beschuldigingen van seksueel misbruik tijdens echtscheidingsprocedures. https://nscr.nl/beschuldigingen-van-seksueel-misbruik-tijdens-echtscheidingsprocedures/Geraadpleegd 31/01/2025
Casey, P.R. (1989). An unusual variant of folie à deux? Irish Journal of Psychological Medicine, 6, 44-46.
Cetin, F.C. (2001). Folie à famille and separation-individuation. European Child & Adolescent Psychiatry, 10, 194-199.
Deutsch, H. (1982). On the pathological lie (pseudologia phantastica). Journal of American Academy of Psychoanalysis, 10, 369-386.
Karanfil,R., Ramazan, A., Orhan, F. (2011) False Allegations of Child Sexual Abuse and Paranoid Disorder: A Report of 2 Cases 1 .Turkish Journal of Psychiatry 2011; 22(1) https://www.turkpsikiyatri.com/PDF/C22S1/en/7.pdf
Kawashi,, H. en Kato, M. (1997). Folie à deux in Japan: analysis of 97 cases in the Japanese literature. Acta Psychiatrica Scandinavica, 96, 231-234.
Paranoid personality disorder. https://www.sciencedirect.com/topics/neuroscience/paranoid-personality-disorder Geraadpleegd 31/01/2025
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis. https://hulpgids.nl/informatie/ziektebeelden/persoonlijkheidsstoornissen/cluster-a/parano%C3%AFde-persoonlijkheidsstoornis Geraadpleegd 31/01/2025
Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis Kenmerken https://www.deviersprong.nl/de-paranoide-persoonlijkheidsstoornis/kenmerken/Geraadpleegd 31/01/2025
Ney, T. (Ed.) (1995). True and false allegations of child sexual abuse. Assessment and case management. New York: Brunner-Mazel Publishers.
Reif, A. & Pfuhlmann, B. (2004). Folie à deux versus genetically driven delusional disorder: case reports and nosological considerations. Comprehensive Psychiatry, 45, 155-160.
Querulantenwaan https://nl.wikipedia.org/wiki/Querulantenwaan Geraadpleegd 31/01/2025
Van Den Broeck, L., (2008). De betrouwbaarheid van de getuigenissen van kinderen bij seksueel misbruik. Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de psychologie. Universiteit Genk https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/299/201/RUG01-001299201_2010_0001_AC.pdf Geraadpleegd 31/01/2025
Wehmeier, P.M., Barth N., & Remschmidt, H. (2003). Induced delusional disorder. A review of the concept and an unusual case of folie à famille. Psychopathology, 36, 37-45.