Bij bepaalde therapieën worden de kinderen/volwassenen op zo’n manier ondervraagd, dat ze mogelijk bepaalde herinneringen krijgen die nooit plaatsvonden. Vooral kinderen maar ook jongeren of volwassenen in een psychisch moeilijke situatie (bijvoorbeeld na een opname in de psychiatrie of bij langdurige therapie omwille van persoonlijkheidsstoornissen ) zijn immers vatbaar voor suggestieve vragen en zijn zelfs in staat om zich zaken te herinneren die nooit hebben plaatsgevonden. Men beweert dan dat de opname in de psychiatrie gevolg was van het misbruik, terwijl er voorafgaandelijk aan de therapie of opname er nooit sprake van was.
Het komt wel eens voor dat mensen na langdurige therapie ontdekken dat ze jaren geleden zijn misbruikt en vaak komt er dan een aanklacht tegen de vermeende dader. In reactie op de vraag waarom deze slachtoffers jarenlang door het leven zijn gegaan zonder een herinnering aan het misbruik, wordt gezegd dat deze herinneringen te pijnlijk waren en daarom dus verdrongen zijn. Door therapie wordt het mogelijk om een herinnering op te graven en zo het trauma te verwerken.
Het gevaar van deze therapieën houdt in dat er door suggestie ook valse herinneringen kunnen opduiken, met valse aangiften tot gevolg.
De definitie van een persoon met een hervonden herinnering luidt als volgt: “(1)Iemand zegt dat hij of zij zich lange tijd traumatische kindgebeurtenissen niet kon herinneren; (2)deze herinneringen worden in verband gebracht met psychiatrische symptomen die de persoon ervaart en (3)therapeutische technieken hebben ertoe bijgedragen dat deze zich de gebeurtenissen weer herinnert.”
Door allerlei verhalen uit de media en foute beelden die in de maatschappij ontstaan zijn, heeft men seksueel kindermisbruik gelinkt aan allerlei gevolgen zoals angst, depressies, antisociaal gedrag en gewelddadig gedrag in de latere kindertijd. Wanneer mensen deze signalen bij
kinderen waarnemen ontstaat er paniek. Men denkt hierbij ook aan eigen misbruik: “Ik heb deze symptomen, dus ik ben ook misbruikt”. Wanneer deze mensen therapie volgen, worden er vaak herinneringen hervonden. Zoals reeds aangegeven hierboven, ligt de oorzaak hiervan in het feit dat deze therapieën gebruik maken van allerlei suggestieve vragen en verhalen. Het menselijk geheugen is hier zeer vatbaar voor.
“Recoverd memories”(hervonden herinneringen) bestaan dus wel degelijk, maar ze zijn niet mogelijk indien het misbruik jarenlang (bijvoorbeeld van 5 tot 16 jaar) heeft plaatsgevonden. In dat geval is het meestal onmogelijk om een jarenlang misbruik totaal te vergeten en zich dat jaren later terug te herinneren. Wanneer men zich een jarenlang misbruik plots herinnert, is er vermoedelijk suggestie of kwaad opzet in het spel en is er geen sprake meer van een zedenfeit. Er is dus een probleem van overrapportage bij de aanwezigheid van pathologie.
Ter goeder trouw?
Valse herinneringen die voortkomen uit cognitieve vooroordelen dragen ook vaak bij aan onjuiste beweringen die te goeder trouw worden gedaan. De reconstructieve aard van het menselijk geheugen maakt het vatbaar voor fouten, waarbij de hersenen gaten opvullen om holistische herinneringen te vormen. Dit kan leiden tot vermenging of verzinsels van details in de loop van de tijd. Uit een onderzoek bleek dat meer dan 70% van de deelnemers valse herinneringen creëerden toen ze werden aangezet tot het herinneren van gebeurtenissen uit hun kindertijd die nooit echt hadden plaatsgevonden. Zonder de intentie om te misleiden, is ook aangetoond dat ooggetuigen van misdaden hun herinneringen onbedoeld verkeerd coderen via suggesties van anderen of de assimilatie van misinformatie uit mediaverslaggeving. Eenmaal mentaal ingebed, voelen deze vervormde herinneringen net zo echt en dwingend voor beschuldigers als feitelijke herinneringen.
Mensen die angst of depressies hebben, geven een seksueel misbruik gemakkelijker toe, ook al heeft dit nooit plaatsgevonden. Bepaalde signalen zoals bijvoorbeeld trauma’s worden te snel gezien als een bewijs van seksueel misbruik. (CAMPBELL, T.W., Smoke and mirrors: the devastating effect of false sexual abuse claims, New York, Plenum Press, 1998, 4)
In 1983 vond in California de langst gemediatiseerde en duurste zaak plaats, deze handelde over een valse aangifte van seksueel misbruik door kinderen, namelijk de “McMartin Preschool case”. Op een kleuterschool werd leerkracht BUCKEY door de kinderen van de school beschuldigd van seksueel misbruik. Hij werd hiervoor ook berecht: de veroordeelde man zat meer dan vijf jaar onschuldig in de gevangenis. Ook de directrice van de school, tevens de moeder van BUCKEY, verbleef twee jaar in de gevangenis.
Pas in 1990 liet men de aanklacht varen. Achteraf bleek dat de interviews van de kinderen uit de klas op een suggestieve manier waren afgenomen, waarop de kinderen pseudo-herinneringen ontwikkeld hadden. Dit zijn herinneringen aan gebeurtenissen of details die nooit hebben plaatsgevonden. (Linder, D. (2003) The McMartin preschool abuse trial: a commentary [WWW]. UMKC School of Law: http://www.law.umkc.edu/faculty/projects/ftrials/mcmartin/mcmartinaccount.html
Vaak triggeren of stimuleren suggesties van therapeuten, de media of andere bronnen de valse herinneringen, waardoor mensen geloven in volledig verzonnen gebeurtenissen. De uitdrukking werd voor het eerst gebruikt door Peter J. Freyd om uit te leggen wat hij beweerde een valse beschuldiging van seksueel misbruik te zijn, die tegen hem was ingebracht door zijn dochter Jennifer Freyd, en het werd later breder bekend gemaakt door zijn False Memory Syndrome Foundation (FMSF).
Hervonden herinneringen ontstaan niet altijd in therapie; ze kunnen bijvoorbeeld ook ontstaan in gesprekken tussen aangeefsters en andere personen met wie een vertrouwensband bestaat. Ook komt het voor dat het hervinden van herinneringen de aanleiding vormt om in therapie te gaan en dat in een thepeutische setting wordt getracht meer herinneringen naar boven te halen.
Oorzaken van valse herinneringen
1. Suggestibiliteit:
Mensen kunnen informatie of suggesties die in strijd zijn met hun bestaande herinneringen of overtuigingen, in hun herinneringen opnemen. Dit kan leiden tot het ontstaan van valse herinneringen.
2. Misleidingseffect:
Dit gebeurt wanneer mensen worden blootgesteld aan valse of misleidende informatie over een gebeurtenis en deze informatie later van invloed is op de manier waarop ze zich de gebeurtenis herinneren.
3. Bronverwarring:
Bronverwarring treedt op wanneer mensen niet kunnen vertellen waar hun herinneringen vandaan komen. Dit kan ertoe leiden dat details uit de ene context in een andere worden opgenomen, waardoor misleidende herinneringen ontstaan.
4. Inflatie van de verbeelding:
Wanneer mensen zich iets herhaaldelijk voorstellen of visualiseren, kan dit hun geloof versterken dat het echt is gebeurd. Mensen vinden het misschien lastig om onderscheid te maken tussen echte herinneringen en ingebeelde herinneringen als gevolg van dit proces.
5. Geheugenvervorming:
Herinneringen kunnen onvermijdelijk vervagen en veranderen in de loop van de tijd. Wanneer mensen proberen zich dingen te herinneren die in het verre verleden zijn gebeurd, kunnen ze onbedoeld de gaten opvullen met informatie die geloofwaardig klinkt, maar niet per se waar is.
6. Trauma en stress:
Mensen kunnen dissociatie of geheugengaten hebben na het ervaren van trauma of extreem stressvolle situaties. Om de ervaring te begrijpen, kan het brein deze gaten opvullen en herinneringen construeren of modificeren, wat kan resulteren in valse herinneringen.
7. Stemming en emotie:
Emoties kunnen van invloed zijn op hoe herinneringen worden gecodeerd en opgehaald. Emoties die verband houden met een specifieke ervaring, of deze nu positief of onaangenaam is, kunnen helpen bij het consolideren van herinneringen, maar ze kunnen ook de manier waarop we ons de gebeurtenis herinneren verdraaien, waardoor er mogelijk valse herinneringen ontstaan.
Geschiedenis van het valse geheugensyndroom
Begin jaren negentig ontstond er een opkomende trend onder Amerikaanse vrouwen om hun vader of broer de schuld te geven van kindermisbruik of seksueel misbruik. Ze werden het slachtoffer van valse herinneringen die werden gegenereerd door de wanpraktijk van suggestibiliteit tijdens de therapie voor herstelde herinneringen die werd gegeven door psychologen en psychiaters. Deze trend werd tegengegaan door het onderzoekswerk van Elizabeth Loftus naar getuigenissen over herstelde herinneringen tijdens rechtszaken, wat leidde tot de afschaffing van wanpraktijken en de grotere vereiste van bewijs.
Degenen die twijfelen aan de nauwkeurigheid van eerder gedissocieerde herinneringen bedachten de term “recovered memory therapy” om de therapeutische procedures en technieken te labelen die, naar hun mening, valse herinneringen en het valse geheugensyndroom genereren. Hypnose, kalmeringsmiddelen, dagboekschrijven, onderzoekende vragen, groepstherapie, het onderzoeken van foto’s uit de kindertijd en elke psychoanalytisch georiënteerde therapie, met name wanneer de therapeut de problemen van de cliënt toeschrijft aan verdrongen herinneringen aan traumatische gebeurtenissen, vormen deze technieken.
Verschillende benaderingen zoals geleide verbeelding, hypnose en suggesties van anderen kunnen menselijk geheugen produceren, waardoor het extreem suggestibel wordt en in staat is om een breed scala aan onschadelijke, vernederende en angstaanjagende herinneringen te genereren. Hoewel niet iedereen die aan deze procedures wordt onderworpen herinneringen ontwikkelt, toont onderzoek aan dat een aanzienlijk deel van de mensen dat wel doet, en ze zullen krachtig ontkennen dat de gebeurtenissen ooit hebben plaatsgevonden, zelfs als ze worden verteld dat ze nep waren en doelbewust zijn geïmplanteerd.
Een diepgaande duik in gevallen van herwonnen herinneringen
Op basis van de verspreiding van toerekenbare herinneringen aan seksueel misbruik in de kindertijd, seksueel wangedrag en ritueel misbruik, werden er in de late jaren negentig in de Verenigde Staten talloze rechtszaken aangespannen tegen psychiaters en psychologen. Deze professionals bereikten ook schikkingen buiten de rechtbank om. Mensen die later beweerden dat hun herinneringen aan seksueel misbruik of ritueel misbruik onjuist waren, spanden een aantal van deze rechtszaken aan.
Het menselijk brein is complex. Er bestaan zelfs hele disciplines om het brein en zijn mechanismen te bestuderen. Herinneringen worden over het algemeen gezien als een betrouwbare weergave van iets dat daadwerkelijk, feitelijk is gebeurd. Maar in werkelijkheid zijn er veel gevallen waarin het brein valse herinneringen creëert, aldus Psychology Today. Zo’n herinnering kan zo ‘echt’ aanvoelen voor iemand dat het hem of haar ervan overtuigt te geloven dat het een feitelijke herinnering is van een ervaren gebeurtenis.
De American Psychological Association (APA) heeft in 1995 een aanbeveling gedaan waarin mensen die op zoek zijn naar psychotherapie worden gewaarschuwd om op hun hoede te zijn voor therapeuten die verhalen over kindermishandeling meteen accepteren of verwerpen. Dit was een reactie op de discussies die halverwege de jaren negentig ontstonden over teruggevonden herinneringen en beschuldigingen van misbruik.
Gevolgen van het valse geheugensyndroom: (FMS False memory syndrome)
1. Persoonlijke en gezinsimpact:
Valse herinneringen kunnen desastreuze gevolgen hebben voor individuen en hun families. Beschuldigingen van misbruik gebaseerd op valse herinneringen kunnen leiden tot verbroken verbindingen, juridische gevechten en emotioneel trauma.
2. Ethische zorgen:
Het dispuut over het valse geheugensyndroom wekte ethische interesses op over de praktijken van sommige therapeuten die suggestieve manieren gebruikten om herinneringen op te halen. Het benadrukte ook het belang van ethische richtlijnen bij het verhelpen en de noodzaak van verantwoorde remediërende praktijken.
3. Juridische hervormingen:
Als reactie op de juridische tegenbeschuldigingen van FMS, hebben sommige autoriteiten in de VS hervormingen doorgevoerd in de behandeling van zaken met betrekking tot verdrongen herinneringen. Deze hervormingen omvatten minder controle op de attestatie en het deskundige bewijs met betrekking tot het vertrouwensvermogen van teruggevonden herinneringen.
4. Wetenschappelijk inzicht:
False memory syndrome droeg bij aan een beter begrip van geheugenprocessen. Het benadrukte de kwetsbaarheid van het geheugen voor suggestie en het belang van bevestigende documentatie in gevallen met verdrongen herinneringen.
5. Debat en scepticisme:
Het debat rondom FMS leidde ook tot voortdurende debatten binnen de psychologie over de aard van het geheugen, suggestibiliteit en de betrouwbaarheid van getuigenissen van kijkers.
Let op: Zowel de International Classification of Diseases (ICD) als de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) erkennen het begrip False Memory Syndrome (FMS) niet omdat het discutabel is.
Bediscutabele hervonden herinneringen
In een verslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere zedenzaken in Nederland bespreken Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008) een aantal door hen behandelde casussen. Wat viel hen op : bij analyse van hun onderzochte casussen bleken volgende kenmerken aan de orde:
• Hervonden herinneringen gaan vaak samen met misbruik dat langer dan acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden
• Herinneringen van voor de derde verjaardag zijn vrijwel altijd hervonden herinneringen
• Ritueel misbruik betreft vaak hervonden herinneringen
In 2004 verscheen het rapport ‘Omstreden herinneringen’ van de Gezondheidsraad in Nederland. Het rapport van de Gezondheidsraad verscheen naar aanleiding van een vraag van de minister van VWS: “Welke wetenschappelijke inzichten pleiten vóór en welke tegen de veronderstelling dat het mogelijk is dat mensen zeer traumatische ervaringen kunnen verdringen en dat die ervaringen later via therapie weer naar boven komen?”. De commissie die verantwoordelijk was voor de inhoud van het rapport bestond uit gezaghebbende vertegenwoordigers van de academische en klinische wereld. Om het belang van het rapport te onderstrepen, citeren Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008) vrijwel uitsluitend uit deze tekst.
Hervonden herinnering
Definities
De Gezondheidsraad definieert het begrip als volgt: “We spreken van een hervonden herinnering als iemand aangeeft dat hij in het verleden een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt met een belangrijke persoonlijke betekenis, dat hij zich dit enkele jaren in het geheel niet heeft kunnen herinneren, maar dat de herinnering daarna
geheel of gedeeltelijk toegankelijk is geworden en (nu) door hem als authentiek en betrouwbaar wordt ervaren” (Gezondheidsraad, p. 33). Aansluitend definieert de Gezondheidsraad het begrip ‘fictieve herinneringen’ als volgt: “Een fictieve herinnering is een autobiografische herinnering aan een gebeurtenis die men niet heeft meegemaakt” (Gezondheidsraad, p. 33).
Toen de zestienjarige aangeefster vijftien jaar was, kreeg ze een vriendje. Tijdens het vrijen kreeg ze voor het eerst beelden die inhielden dat ze – toen ze een jaar of zes was – dergelijke seksuele handelingen ook had verricht bij de mannelijke oppas. Na die eerste beelden kreeg ze meer beelden, ook als ze in de trein of op de fiets zat. Verder zou ze toen ze zeven was een naar gevoel hebben gekregen bij het horen van een bepaald liedje. Aangeefster verklaarde dat ze er op de basisschool in groep acht al achter kwam dat de oppas seksuele handelingen bij haar gepleegd had, hoewel ze zich toen al af vroeg of het echt was gebeurd of dat ze het droomde. Ten tijde van de aangifte is ze in behandeling bij de RIAGG vanwege diverse psychische problemen. (Gezondheidsraad 2004)
Een belangrijke conclusie in het rapport van de Gezondheidsraad luidt: “Belangrijke emotionele dan wel traumatische ervaringen worden, zeker op onderdelen, sterker opgeslagen dan gewone ervaringen. Ze worden daardoor in het algemeen goed, zij het soms fragmentarisch, herinnerd” (p. 100). Vervolgens wordt deze algemene regel enigszins afgezwakt door de toevoeging dat het ‘aannemelijk’ is dat herinneringen ook geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of contextaf hankelijk ontoegankelijk kunnen raken. Over fictieve herinneringen zegt de Gezondheidsraad: “Uit divers onderzoek blijkt dat het mogelijk is fictieve autobiografische herinneringen te ervaren en op te roepen, ook aan ingrijpende gebeurtenissen. Er zijn omstandigheden waarin de kans hierop groter is dan gemiddeld: vooral bij een combinatie van bepaalde persoonlijkheidskenmerken of psychiatrische stoornissen en suggestieve beïnvloeding door een belangrijk persoon” (Gezondheidsraad, p. 100). Het proces
waarin mensen vervolgens vaststellen dat hun hervonden herinneringen onjuist zijn, heet ‘retraction’.
De ouders van de 25-jarige aangeefster scheiden als aangeefster negen jaar is en tot haar vijftiende woont ze af wisselend bij vader en moeder. Als ze vijftien is, besluit ze bij vader en zijn vriendin te gaan wonen. Sinds de vierde klas middelbare school heeft aangeefster psychische problemen, waaronder anorexia en depressiviteit. Als ze eenentwintig is wordt ze opgenomen in een PAAZ-kliniek waar zij, naar aanleiding van een gesprek met haar moeder, voor het eerst begint na te denken over mogelijk misbruik op jonge leeftijd door haar vader. Sindsdien is aangeefster bij verschillende psychotherapeuten onder behandeling geweest en met name één psychotherapeute heeft haar geholpen om herinneringen over seksueel misbruik ‘helder te krijgen’. Toen aangeefster op vijftienjarige leeftijd bij haar vader ging wonen, had zij geen herinneringen aan het misbruik; deze kwamen pas boven toen zij op 21-jarige leeftijd werd opgenomen. Als de vrouw vijfentwintig jaar is doet ze aangifte tegen haar vader die haar van haar vierde tot haar elfde zou hebben misbruikt. (Gezondheidsraad 2004)
Beelden, flitsen en flarden
Vrouwen met hervonden herinneringen aan seksueel misbruik beschrijven meestal dat ze beelden kregen van het misbruik naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Die beelden vormen vaak geen compleet verhaal, maar bestaan uit flitsen en flarden. Herinneringen aan seksueel misbruik kunnen op verschillende manieren naar boven komen: bijvoorbeeld in therapie (regulier of alternatief ), in gesprekken met anderen, tijdens het vrijen, bij het gebruiken van drugs of bij het zien van een film over seksueel misbruik (zie ook Geraerts et al., 2007). Iemand beweerde dat ze herinneringen kreeg tijdens het poetsen van haar tanden voor de spiegel.
De twintigjarige aangeefster is vanaf haar twaalfde in therapie bij de RIAGG. Haar ouders waren daar ook in behandeling omdat het gezin niet goed liep. Het gezin is streng gelovig en op haar zeventiende gaat aangeefster het huis uit. Ze gaat alcohol en drugs gebruiken en slikt op een gegeven moment een pilletje dat verkeerd valt. Ze wordt erg bang, krijgt waanbeelden en ziet tevens beelden dat haar opa gemeenschap met haar heeft. Ze wordt opgenomen voor onderzoek, behandeling en begeleiding. Tijdens de behandeling blijkt volgens aangeefster dat ze inderdaad seksueel misbruikt is. Zij ziet dan ‘stukjes film’ van seksueel misbruik door opa. Aangeefsters vader verklaart dat opa handtastelijk is en een keer is aangehouden vanwege een aangifte van seksueel misbruik van een elf jarig nichtje; de zaak is niet voor de rechter gekomen. Er gaan meer misbruikverhalen rond in de familie van aangeefster. Moeder zou niet alleen door opa maar ook door haar schoonvader zijn aangerand en aangeefsters oudste broer zou seksuele handelingen hebben verricht met een ander broertje en zusje. (Gezondheidsraad 2004)
Verificatie door feitenonderzoek
De Gezondheidsraad (2004) concludeert dat een relaas dat voortkomt uit hervonden herinneringen nader moet worden onderzocht om het waarheidsgehalte vast te kunnen stellen. “Aanwijzingen voor het maken van een onderscheid tussen hervonden (feitelijk ware) en fictieve herinneringen zijn gelegen in aantoonbare feiten” (Gezondheidsraad, p. 100). Het is belangrijk voor ogen te houden dat herinneringen aan het verleden een functie in het heden hebben. Daarom moet ook de huidige situatie van aangeefster bij het onderzoek worden betrokken.
Psychische stoornissen en bijzondere persoonskenmerken
De Gezondheidsraad noemt voor het ontstaan van fictieve herinneringen de volgende risicofactoren: gevoeligheid voor suggestie, de neiging om in fantasie op te gaan (fantasy-proneness), de (on)nauwkeurigheid waarmee men informatie tot de juiste kennisbron herleidt (source-monitoring), de neiging tot aanpassing aan bepaalde personen of sociaalwenselijk gedrag in het algemeen, een neiging tot neuroticisme dan wel introversie, de gevoeligheid voor hypnose, een hoge score op de DES-schaal voor dissociatieve ervaringen.
Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat patiënten met dissociatieve stoornissen vaak een traumatische voorgeschiedenis rapporteren. Sommige onderzoekers interpreteren dit als verklaring voor de dissociatieve stoornis, andere onderzoekers menen dat men juist bij deze patiëntengroep alert moet zijn op fictieve herinneringen en wijzen erop dat bij zeer suggestibele personen de diagnose Dissociatieve Identiteitsstoornis relatief vaak ten onrechte wordt gesteld. Verder waarschuwt de Gezondheidsraad voor patiënten die elementen uit hun levensverhaal overdrijven om de therapeut te testen en voor patiënten die bepaalde stoornissen (al dan niet bewust) simuleren, wat wel voorkomt bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis of antisociale
persoonlijkheidsstoornis (Gezondheidsraad, p. 71-71).
Interpretatie van klinische gegevens
De Gezondheidsraad schrijft: “Seksueel misbruik en andere traumatische ervaringen in de jeugd zijn belangrijke risicofactoren voor allerlei psychische problematiek en psychopathologie bij volwassenen. De relatie is niet specifiek en niet dwingend. Optreden en aard van de latere problemen zijn ook van vele andere factoren afhankelijk. Er is alle reden om in de hulpverlening alert te zijn op aanwijzingen voor een rol van bekende risicofactoren voor huidige psychische problematiek, inclusief eventuele moeilijk bespreekbare traumatische jeugdervaringen. Het is echter onmogelijk om louter op grond van een klinisch beeld tot een aanname te komen of conclusie te trekken over de rol van bepaalde risicofactoren, zoals de aanwezigheid van specifieke traumatische gebeurtenissen in de voorgeschiedenis van een patiënt” (Gezondheidsraad, p. 37).
De zesentwintigjarige aangeefster kreeg op vijftienjarige leeftijd tijdens het eerste seksuele contact met haar vriendje beelden van seksueel misbruik. Het zou gaan om vier jongens die haar misbruikten toen zij zeven jaar was. Aangeefster heeft diverse psychische klachten: angst- en paniekaanvallen na seksueel contact, moeizaam verlopende of verbroken relaties, black-outs, hyperventilatieaanvallen, slaapstoornissen, jarenlange eetstoornissen, suïcidegedachten en neiging tot automutilatie. Aangeefster belandt in de hulpverlening, heeft onder andere groepstherapie voor eetstoornissen en heeft bovendien via internet zeer intensief contact met echte of vermeende slachtoffers van seksueel misbruik. In de loop der tijd hervindt aangeefster herinneringen aan nog meer misbruik. (…) Sinds enkele maanden heeft aangeefster een nieuwe therapeut. Deze psycholoog is er van overtuigd dat aangeefster inderdaad is misbruikt. Volgens hem lijdt aangeefster aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. De vrouw doet aangifte als onderdeel van het ver werkingsproces. (Gezondheidsraad 2004)
Risico’s van therapie
“Elke vorm van therapie stimuleert herinneringen en draagt bij aan herinterpretatie er van; het gaat daarbij meestal om de betekenis van (deels) herinnerde feiten. Wat herinneringen stimuleert, kan ook vertekening van herinneringen of opkomen van ‘nieuwe’ herinneringen stimuleren. Therapie kan zowel het hervinden (toegankelijk worden) van ware herinneringen als het opkomen van fictieve herinneringen faciliteren. Een suggestieve werk wijze van de therapeut als de patiënt herinneringen ophaalt, vormt door haar sturende werking een duidelijk risico voor het ontstaan van fictieve herinneringen met een aan de suggestie gerelateerde inhoud. Het risico is groter bij patiënten met bepaalde persoonlijkheidskenmerken of bepaalde psychiatrische stoornissen, bij therapeuten die hun overtuiging sterk kunnen overbrengen, bij vage herinneringen en moeilijk verklaarbare klachten en wordt versterkt door het gebruik van bepaalde methoden om herinneringen te stimuleren” (Gezondheidsraad, p. 110).
“De stand van wetenschap over het functioneren van het geheugen met betrekking tot traumatische ervaringen heeft implicaties voor de klinische praktijk, maar dringt daar onvoldoende in door. Inzichten op dit gebied zijn ook van belang voor het handelen van andere dan de in Nederland BIG-geregistreerde beroepsgroepen, zoals maatschappelijk werkenden en andere psychosociale hulpverleners en, als het gaat om een ‘kans op het berokkenen van schade’, ook voor alternatieve therapeuten” (Gezondheidsraad, p. 103).
Rol derden
Het komt ook voor dat dit exploreren gebeurt in samenspraak met een vertrouweling van aangeefster. In sommige gevallen speelt de vertrouweling een zeer grote rol in de ontstaansgeschiedenis en neemt het initiatief tot de aangifte.
Twee zussen (20 en 22 jaar) doen aangifte van langdurig seksueel misbruik door hun opa. Het relaas over seksueel misbruik van de jongste zus komt naar voren als zij wordt betrapt bij het stelen van geld op haar werk en zij ontslagen wordt. Haar vriend blijft doorvragen en ze vertelt hem dat ze het geld nodig had voor de aankoop van nieuwe kleding, omdat ze zich steeds vies voelde. De oorzaak hiervan is het feit, dat ze als kind seksueel misbruikt zou zijn door haar opa. Haar vriend informeert haar ouders, deze informeren de familie en vervolgens wordt de politie in kennis gesteld. De vrouw doet aangifte van seksueel misbruik van haar zesde tot haar dertiende. Volgens haar zou opa ook haar oudste zus hebben misbruikt. Een aantal maanden later doet de oudste zus aangifte van seksueel misbruik door opa. Zij wordt tijdens de aangifte bijgestaan door haar een spiritueel psychosociale therapeute, bij wie zij in behandeling is. Volgens deze therapeute heeft de aangeefster een multiple persoonlijkheidsstoornis met zeven persoonlijkheden. Aangeefster verklaart: “Ik heb nooit geweten wat mijn opa bij mij heeft gedaan. Ik ben er pas achter gekomen toen ik […] in therapie ben gegaan.” Tijdens deze therapie kreeg zij contact met de andere persoonlijkheden in haar, die met elkaar gingen communiceren. De persoonlijkheden gingen dingen opschrijven, waardoor zij een compleet verhaal kreeg. De enige herinnering die aangeefster zelf had ging over het uit de mond van opa halen van een snoepje. In haar aangifte verklaart de vrouw echter niet alleen dat zij door opa is verkracht, maar ook dat opa haar aan een haak heeft opgehangen waarna er ratten over haar lichaam liepen, dat hij haar met touwen op bed heeft vastgebonden, dat ze naakt als een hondje moest rondkruipen en dat hij takjes in haar vagina zou hebben gestopt.(Gezondheidsraad 2004)
Herinneringen aan seksueel misbruik voor de derde verjaardag.
Mensen hebben geen autobiografische herinneringen aan hun eerste levensjaren schrijven Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008). Uit onderzoek blijkt dat de ondergrens op ongeveer twee jaar ligt. Deze vorm van vergeten heet ‘infantiele amnesie’. Hiervoor bestaan twee verklaringen (Wessel en Wolters, 2002, p. 391). De ene verklaring is dat infantiele amnesie wordt veroorzaakt door het ontbreken van de mentale structuur om belevenissen te interpreteren, waardoor de gegevens niet zodanig worden opgeslagen dat ze weer kunnen worden opgehaald. De andere verklaring is dat de belangrijkste geheugenstructuren in de hersenen op die leeftijd nog onvoldoende ontwikkeld zijn. Voor herinneringen aan zoiets gecompliceerds als seksueel misbruik kan worden aangenomen dat de ondergrens hoger ligt. Daarom wordt in de Aanwijzing de leeftijdsgrens van drie jaar gehanteerd. Het gaat daarbij overigens niet om herinneringen van een vierjarige over misbruik dat zou hebben plaatsgevonden op driejarige leeftijd, maar om misbruik waarover pas veel later aangifte wordt gedaan. Er is een grote overlap met aangiftes die zijn gebaseerd op hervonden herinneringen.
Herinneringen aan misbruik van langer dan acht jaar geleden.
Deze categorie is volgens Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008) in 2005 opgenomen in de Aanwijzing van de Expertisegroep Bijzondere zedenzaken vanwege het feit dat herinneringen aan gebeurtenissen die zo lang geleden hebben plaatsgevonden in de loop der tijd vervormd kunnen zijn. Het is daarom zinvol om na te gaan wat de ontstaansgeschiedenis is van dergelijke zaken en of er sprake is van escalerende factoren. Opmerkelijk is dat volgens Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008) veel aangeefsters in deze categorie zaken lijden aan ernstige psychische stoornissen waarvoor zij in therapie zijn geweest. Overigens is het zo dat veel zaken waarin sprake is van hervonden herinneringen betrekking hebben op misbruik dat zich langer dan acht jaar geleden zou hebben afgespeeld. Er is dus sprake van een overlap. Sommige zaken zijn gecompliceerd. Dit kan te maken hebben met achtergrondfactoren, zoals langdurige conflicten met vader, familie of aanverwanten of vanwege het feit dat er sprake zou zijn van meerdere slachtoffers en meerdere daders.
Aangeefster met psychische problemen
Naast aangiftes die aan de Expertisegroep worden voorgelegd vanwege het feit dat ze worden genoemd als zaken die verplicht of facultatief moeten c.q. kunnen worden voorgelegd (hervonden herinneringen, ritueel misbruik, aangifte van misbruik van voor het derde levensjaar, aangifte van misbruik van meer dan acht jaar geleden), wordt ook een andere categorie zaken voorgelegd die qua aard nauwelijks te onderscheiden is van andere criteria. Een groot deel van de aangiftes wordt gedaan door aangeefsters met forse psychische problemen en veelal een uitgebreid hulpverleningsverleden, zonder dat er sprake is van hervonden herinneringen etc. Zoals gezegd noemt de Gezondheidsraad voor het ontstaan van fictieve herinneringen de volgende risicofactoren: gevoeligheid voor suggestie, de neiging om in fantasie op te gaan (fantasy-proneness), de (on)nauwkeurigheid waarmee men informatie tot de juiste kennisbron herleidt (source-monitoring), de neiging tot aanpassing aan bepaalde personen of sociaalwenselijk gedrag in het algemeen, een neiging tot neuroticisme dan wel introversie, de gevoeligheid voor hypnose, een hoge
score op de DES-schaal voor dissociatieve ervaringen.
Een twintigjarige vrouw verklaart dat ze van haar zevende tot haar twaalfde door de toenmalige vriend van haar moeder is misbruikt. Het misbruik stopte toen de relatie tussen de vriend en de moeder werd verbroken. Ze heeft tevens aangifte gedaan jegens haar buurman, die haar gedurende drie jaar een aantal keren per week seksueel hebben misbruikt. Aangeefster zou een depressieve stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychotische belevingen en verstandelijke beperkingen hebben en verblijft sinds haar veertiende in psychiatrische ziekenhuizen. Haar eerste opname vond plaats naar aanleiding van een suïcidepoging. In het ziekenhuis begint aangeefster te vertellen dat ze is misbruikt. Het relaas breidt zich uit van ongewenste betasting tot een verkrachting en de aangifte is ongedetailleerd. (Gezondheidsraad 2004)
Een zeventienjarige aangeefster heeft een borderline stoornis. Ze heeft suïcidale neigingen, automutileert, is depressief en voelt zich leeg. Aangeefster is ten tijde van de aangifte opgenomen in een psychiatrisch centrum. Tijdens gesprekken met haar therapeut was gebleken dat zij zich een aantal jaren in het geheel niet kon herinneren. Met behulp van de therapeut is ze toen herinneringen naar boven gaan halen. Hierbij kreeg zij steeds duidelijker wordende beelden en flitsen van seksueel misbruik dat zich heeft afgespeeld toen zij acht of negen jaar was. (Gezondheidsraad 2004)
Hoe beïnvloedt het geheugen traumagerelateerde leugens?
Turner,S. (2021) geeft adviezen hoe je liegen inzake traumagerelateerde leugens kunt herkennen. Wanneer iemand liegt over een traumatische gebeurtenis, kan hij of zij bepaalde details verdraaien of weglaten om het verhaal geloofwaardiger te maken. Het geheugen speelt een cruciale rol in dit proces, omdat het de primaire informatiebron is waarop mensen vertrouwen om hun verhalen te construeren. Het geheugen is echter niet altijd betrouwbaar, vooral niet als het gaat om traumatische gebeurtenissen. Onderzoek heeft volgens Turner, S (2021) aangetoond dat traumatische ervaringen een significante impact kunnen hebben op het geheugen. Mensen die bijvoorbeeld een trauma hebben meegemaakt, kunnen moeite hebben met het herinneren van specifieke details over de gebeurtenis, of ze kunnen levendige herinneringen hebben aan bepaalde aspecten terwijl ze andere vergeten. Dit kan het lastig maken om onderscheid te maken tussen waarheidsgetrouwe en misleidende verslagen van dezelfde gebeurtenis.
Bovendien kan liegen zelf een cognitieve belasting vormen voor de leugenaar, wat zijn geheugen verder kan beïnvloeden. Wanneer iemand liegt, moet hij de valse informatie die hij heeft verstrekt bijhouden en ervoor zorgen dat hij zichzelf niet tegenspreekt. Dit kan het moeilijker maken om de details van de gebeurtenis nauwkeurig te onthouden, wat leidt tot inconsistenties in het verhaal.
Geheugen speelt een cruciale rol in zowel waarheidsgetrouwe als misleidende verslagen van traumatische gebeurtenissen. De impact van trauma op geheugen, gecombineerd met de cognitieve belasting van liegen, kan het echter lastig maken om onderscheid te maken tussen de twee. Daarom is het essentieel om deze situaties met voorzichtigheid te benaderen en op zoek te gaan naar aanvullende informatie en perspectieven om de waarheid te bepalen. Het kan moeilijk zijn om te begrijpen waarom iemand zou liegen over zijn trauma, maar er zijn verschillende redenen waarom dit kan gebeuren. Het begrijpen van deze redenen kan u helpen de situatie met empathie en mededogen te benaderen.
Begrijpen waarom mensen liegen over hun trauma kan je helpen de situatie met empathie en mededogen te benaderen. Het kan je ook helpen te herkennen wanneer iemand liegt en op de juiste manier te reageren.
Adviezen
Het onderscheid tussen hervonden herinneringen en oude herinneringen (seksueel misbruik dat acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden) is in sommige gevallen moeilijk te maken: is de herinnering continu of hervonden? Voor het beoordelen van aangiften blijkt dit onderscheid weinig relevant, omdat de Expertisegroep (Nierop, N.M. & van den Eshof, P. ,2008) de ontstaansgeschiedenis analyseert en in alle gevallen onderzoekt of er feiten en oorspronkelijke getuigenverklaringen zijn die de aangifte ondersteunen. In de meeste gevallen constateert de Expertisegroep ernstige tekortkomingen. Opvallend is dat er veel overeenkomsten zijn tussen beide categorieën zaken en aangeefsters. Dit geldt overigens ook voor de groep aangeefsters met een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis die beschuldigingen uiten van seksueel misbruik die niet gebaseerd zijn op hervonden herinneringen.
In therapie niet actief zoeken naar misbruik gaan zouden alle therapeuten als motto moeten hanteren. “Als een patiënt, desgevraagd, geen seksueel misbruik meldt, dient deze mogelijkheid niet actief geëxploreerd te worden” (Gezondheidsraad, p. 102). “Methoden die, uitgaande van bepaalde emoties, de exploratie van daarbij passende, maar niet bewuste herinneringen extra stimuleren, moeten terughoudend worden toegepast. Dit geldt temeer als daarbij technieken worden gebruikt die ook een beroep doen op fantasie en voorstellingsvermogen of de drempel voor suggestie verlagen. Voorbeelden hiervan zijn hypnose, droominterpretatie, geleide fantasie en bepaalde schrijfopdrachten. Dergelijke methoden dienen slechts onder speciale voorzorgen gebruikt te worden, zoals het vooraf vaststellen van de beïnvloedbaarheid van de patiënt voor suggestie door middel van daartoe ontwikkelde instrumenten. Als deze technieken met een ander doel worden gebruikt, dient de patiënt goed over de implicaties ervan voor het opkomen van herinneringen te worden voorgelicht; eventueel kunnen dezelfde voorzorgen worden overwogen” (Gezondheidsraad, p.
104). “Een aantal overwegingen en conclusies die betrekking hebben op het contact tussen hulpverlener/behandelaar en patiënt geldt ook voor contacten in andere situaties, zoals bij diverse vormen van maatschappelijke opvang en bij ondervraging door politiefunctionarissen” (Gezondheidsraad, p. 108).
Hulpverleners en waarheidsvinding
“De commissie acht het niet wenselijk dat de behandelend therapeut in het kader van de behandeling familieleden of andere betrokkenen hoort om zich een oordeel te vormen over de feitelijke grondslag van de herinneringen van de patiënt” (Gezondheidsraad, p. 106). “Een behandelend psychotherapeut heeft geen taak in de juridische waarheidsvinding, en dient zich – zowel op wetenschappelijke gronden als om redenen van beroepsethiek – te onthouden van uitspraken over de betrouwbaarheid van de verklaring van een patiënt. (…) Als een in Nederland BIG-geregistreerde behandelaar in verband met een juridische procedure om informatie wordt gevraagd, dient hij zich te beroepen op zijn verschoningsrecht. Als de patiënt toestemming heeft gegeven om informatie te verschaffen, kan hij van dat recht afzien, maar hij dient zich dan te beperken tot feitelijke informatie en eigen waarnemingen. Dit laatste geldt ook voor hulpverleners zonder verschoningsrecht” (Gezondheidsraad, p. 106)
Bronnen
Common Reasons for False Allegations of Rape & Sexual Assault https://sharpcriminalattorney.com/sex-crimes-defense/false-accusation-cases-reasons/ Geraadpleegd 20/12/2024
False Memories & Their Impact on Criminal Defense. https://sharpcriminalattorney.com/criminal-defense-guides/false-memories/ Geraadpleegd 05/01/2025
Geraerts, E., Schooler, J.W., Merckelbach, H., Jelicic, M., Hauer, B.J.A., Ambadar, Z. (2007); “The Reality of Recovered Memories: Corroborating Continuous and Discontinuous Memories of Childhood Sexual Abuse”; Psychological Science; 18(7):564-568
Gezondheidsraad (2004). Omstreden herinneringen. Den Haag: Gezondheidsraad, nr. 2004/02.
Lamers-Winkelman, F. (1995). Seksueel misbruik van jonge kinderen; een onderzoek naar signalen en signaleren, en naar ondervragen en vertellen inzake seksueel misbruik. Amsterdam: VU uitgeverij.
Nierop, N.M. & Eshof, P. van den (2001). De feiten beschouwd; onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over de periode tussen 1 oktober
1999 en 31 december 2000.
Nierop, N.M. & Eshof, P. van den (2003). De ontstaansgeschiedenis ontrafeld; onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over de periode 2001-2002.
Eshof, P. van den & Nierop, N.M. (2007). Bijzondere beschuldigingen van seksueel misbruik. In: A.Ph. van Wijk, R.A.R. Bullens & P. van den Eshof (2007). Facetten van zedencriminaliteit. Den Haag: Elsevier.
Nierop, N.M. & van den Eshof, P. (2008). Misbruik, misleiding en misverstanden. Onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere zedenzaken over de periode 2003-2007
Rassin, E. (2001). Het bepalen van geloofwaardigheid; de methode van de alternatieve scenario’s. De Psycholoog, 36, pp. 348-355.
Psychology of False Memory Syndrome (2023) https://www.psychologs.com/psychology-of-false-memory-syndrome/?amp=1Geraadpleegd 05/01/2025
Rassin, Merckelbach & Crombag (1997). De Criteria Based Content Analysis (CBCA) als instrument om de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen te bepalen; een kritische notitie. Nederlands Juristenblad, 42, pp. 1923-1929.
Ruby, C.L. & J.C. Brigham (1997). The usefulness of the Criteria-Based-Content- Analysis Technique in distinguishing between truthful and fabricated allegations: a critical review. Psychology, Public Policy and Law, 3, pp. 705-737.
Soppe, H.J.G. (1995). Getuigenissen van kinderen in zedenzaken II; bepaling van de geloofwaardigheid. De Psycholoog, pp. 261-265
Soppe, H.J.G. (1997). Het verhoren van kinderen in zedenzaken. In P.J. van Koppen, D.J. Hessing en H.F.M. Crombag (red.). Het hart van de zaak; psychologie van het recht. Deventer, Gouda: Quint.
Soppe, H. (1998). Criteria Based Content Analysis (CBCA) en geloofwaardigheid.Nederlands Juristenblad, p. 995-996.
Turner, S. (2021). How to tell if someone is lying about trauma. Sabino Recovery. https://www.sabinorecovery.com/how-to-tell-if-someone-is-lying-about-trauma/ Geraadpleegd 16/01/2025
Werkgroep Ritueel Misbruik (1994). Rapport van de Werkgroep Ritueel Misbruik. Ministerie van justitie.
Wessel, I. & Wolters, G. (2002). Het geheugen. In: P.J. van Koppen, D.J. Hessing, H.L.G.J. Merckelbach en H.F.M. Crombag (red.). Het recht van binnen; psychologie van het recht, pp. 507-530. Deventer: Kluwer