In de Victoriaanse tijd ging men ervan uit dat verkrachting zeldzaam was. Als een vrouw zei dat ze verkracht was, moest ze het dus wel verzonnen hebben. Zo’n verhaal werd afgedaan als pseudologia fantastica, het verlies van controle op de realiteit. Onder invloed van de vrouwenbeweging is het denken over verkrachting volledig veranderd. Een van de manieren waarop dat is gebeurd, is door zogeheten verkrachtingsmythes te weerleggen. Een voorbeeld van zo’n mythe is dat verkrachters altijd vreemde engerds zijn die plots uit de bosjes springen. Een andere verkrachtingsmythe is dat er heel veel valse aangiftes worden gedaan. In werkelijkheid zou dat aantal heel laag liggen. Dit blijkt moeilijk empirisch aan te tonen. Is er sprake van een mythe over een mythe?
In augustus schreef ik zelf nog zo’n percentage op: Brits onderzoek toonde dat het ging om 35 valse aangiftes op een totaal van 5651 aangiftes – 0,6 procent. In veel stukken over verkrachtingsmythes duikt twee procent op. Het lijkt wel alsof we zijn gegaan van ‘alle slachtoffers liegen’ naar ‘slachtoffers liegen nooit’. De veel geciteerde twee procent blijkt echter gebaseerd te zijn op speculatie van een New Yorkse politieagent in 1976. Wat klopt er wel?
Agenten weten niet wat een valse aangifte is
Een overzichtsartikel uit 2006 bespreekt verschillende studies. Het percentage valse beschuldigingen loopt daarin uiteen van 1,5 tot 90 procent. Daar hebben we natuurlijk niets aan. Vaststellen hoeveel valse aangiftes er worden gedaan is moeilijk, zo betogen Lisak, Gardinier, Nicksa en Cote, omdat het niet duidelijk is wat er precies wordt verstaan onder een valse aangifte.
Er is een verschil tussen aantonen dat iets niet is gebeurd en niet kunnen aantonen dat iets is gebeurd. In het eerste geval is er sprake van een valse beschuldiging: er vond helemaal geen verkrachting plaats, de aangever heeft alles helemaal verzonnen. In het tweede geval kan er sprake zijn van een onvolledig verslag. Het is dan wel mogelijk dat er sprake is van verkrachting, maar de details bevatten verzinsels waardoor er wordt getwijfeld aan de geloofwaardigheid van het vermeende slachtoffer.