Valse aangifte verkrachting

Op 7 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Nederland. De zaak omvatte meerdere aanklachten, waaronder het doen van een valse aangifte van verkrachting en verschillende vormen van oplichting en diefstal.

Tenlastelegging
De verdachte werd beschuldigd van de volgende feiten:

Valse aangifte van verkrachting (parketnummer 16/660098-16): In de periode van 13 tot 15 december 2015 zou de verdachte een valse aangifte hebben gedaan van verkrachting tegen een man, [A].

Oplichting en identiteitsfraude (parketnummer 16/652324-18): Dit omvatte meerdere feiten, zoals het oplichten van International Card Services door het aanvragen van een creditcard op naam van een ander, het gebruik van identiteitsgegevens van verschillende benadeelden, en het stelen van geldbedragen door middel van valse sleutels.

Mishandeling: De verdachte zou op 21 januari 2016 een kapster hebben mishandeld.

Diefstal van een auto: In april 2016 zou de verdachte de auto van haar broer hebben gestolen.

Bewijswaardering
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld. De officier van justitie vroeg vrijspraak voor enkele feiten, maar achtte de meeste andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdediging voerde aan dat er geen aangifte was gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de melding aan de politie voldoende was om als aangifte te worden beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte op verschillende manieren had gehandeld met opzet en in strijd met de waarheid. De valse aangifte van verkrachting werd als bijzonder ernstig beschouwd, omdat deze de beschuldigde man onterecht in een nadelige positie had gebracht.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de meeste ten laste gelegde feiten, waaronder de valse aangifte, oplichting, identiteitsfraude, mishandeling en diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten waar onvoldoende bewijs voor was.

Strafoplegging
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers.

Benadeelde partijen
Twee benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 4], dienden vorderingen in. De vordering van [benadeelde 1] werd afgewezen, terwijl de vordering van [benadeelde 4] tot €450,- werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Conclusie
De uitspraak van de rechtbank benadrukt de ernst van valse aangiften en oplichting, evenals de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft een evenwichtige straf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de impact van haar daden op anderen.

Bronnen

ECLI:NL:RBMNE:2018:4321 Rechtbank Midden-Nederland , 07-09-2018 / 16/660098-16 en 16/652324-18 (gev. ttz) (P) Strafrecht

https://semantius.nl/uitspraken/ECLI:NL:RBMNE:2018:4321

 

Geplaatst in Veroordeeld na valse beschuldiging, Vrijspraak na valse beschuldiging.